Wormen

Paarden kunnen met wormen besmet raken door het opeten van eieren en/of wormlarfjes die op het gras zitten. De wormlarfjes worden in het paard volwassen (ze vervellen meerdere keren) en gaan eieren produceren. Deze eieren komen met de mest mee naar buiten. Op de wei ontpoppen de eieren zich tot larfjes en deze worden dan weer opgenomen door het paard.

Veelgestelde vragen

  • Kleine bloedworm (Cyathostominea spp.).
    Grote bloedworm (Strongylus Vulgaris).
    Veulen worm (Stronglylus Westerii).
    Spoelworm (Parascaris Equorum).
    Lintworm (Anoplocephala Perfoliata).
    Aarsmaden (Oxyuris spp.).
    Longworm (Dictyocaulus arnfeldi).
    Horzel larven (Gastrofilis spp.).
  • De kleine bloedworm heet zo omdat de larven kleine bloedrode worpjes zijn die u op de mest ziet. Uit eieren van de kleine bloedworm komt binnen enkele dagen een larfje. De larfjes kunnen op de wei tot wel 6 maanden overleven. Bij warm en droog weer wordt dit een stuk korter. Larfjes kruipen in grassprieten omhoog en worden zo door het paard samen met het gras opgegeten. Eenmaal binnen graaft het larfje zich in in de darmwand van het paard. In de darmwand wordt het larfje volwassen. Dit duurt minimaal 6 weken, sommige larfjes gaan in een soort winterslaap en doen veel langer over het volwassen worden. Grote hoeveelheden groeiende larfjes in de darmwand van het paard kunnen een ontstoken darmwand geven en hierdoor diarree en/of koliek! Als de larfjes volwassen zijn keren zij terug naar de binnenkant van de darmen waar ze eieren gaan produceren. De larfjes die in winterslaap zijn komen hieruit als er weinig volwassen wormen in de darmen aanwezig zijn. Bijvoorbeeld nadat er ontwormd is (vooral de volwassen wormen in de darm zijn gevoelig voor standaard ontwormingsmiddelen). Als er teveel larfjes tegelijkertijd uit hun winterslaap komen kan het paard ook diarree en koliek krijgen.

  • De grote bloedwormen zijn niet rood maar gewoon wit. We noemen ze toch bloedwormen omdat de larfjes nadat ze door het paard op zijn gegeten door de darmwand heen gaan en zich via de wanden van bloedvaten vanaf de darmen omhoog naar de aorta kruipen. In de bloedvat wand worden de wormen deels volwassen, als ze zover zijn kruipen de wormen het bloedvat in. Via het bloed komen ze weer terug bij de darmen, ze kruipen nu het vat uit en de darm in. In de darm worden ze helemaal volwassen en gaan ze eieren leggen. Het kruipen langs en groeien in de bloedvatwanden geeft een hoop schade met zeer ernstige koliek als risico.

    Gelukkig zijn grote bloedwormen nog gevoelig voor ontwormingsmiddelen en daardoor komt de grote bloedworm in Nederland nog maar weinig voor.

  • Veulenwormen hebben een hele andere cyclus dan de bloedwormen. Ze verblijven in een rustfase in het volwassen paard. Als een merrie een veulen krijgt worden de wormen actief en komen de larfjes in de melk van de merrie terecht. Het veulen krijgt de larfjes zo gemakkelijk binnen. In anderhalve week zijn de larfjes al volwassen wormen die eieren leggen die met de mest van het veulen in de stal of de wei terecht komen. De larfjes uit deze eieren komen snel uit en kunnen bij het veulen door de huid heen naar binnen kruipen.

    Problemen met veulenworm zien we in Nederland bijna nooit meer. Als we problemen zien is dat vooral bij zware infecties en bij veulens jonger dan één maand. Het veulen is dan slap en sloom en wil slecht drinken. De infectie kan goed aangetoond worden middels mestonderzoek van het veulen. Zware infecties zijn goed te voorkomen door dagelijks de mest uit de stal te halen, hierdoor komen de eieren die het veulen produceert niet in de stal en dus niet in het veulen terecht.

  • Spoelwormen zijn grote (10 tot 15 cm.), witte, duidelijk zichtbare, wormen. Ze leggen per worm ontzettend veel eieren en deze eieren kunnen tot wel 10 jaar overleven op de wei. Het larfje komt pas uit het ei in het paard (dus de paarden eten bij spoelwormen in tegenstelling tot bij andere wormen de eieren op met het gras). Eenmaal uit het ei kruipt het larfje door de darmwand naar de lever van het paard. Via de bloedbaan gaat het larfje naar de longen. Vanuit de longen hoest het paard het larfje op en slikt het weer door en zo komt het larfje weer in de darm. Tijdens deze reis door het paard wordt het larfje een volwassen worm en richt zij veel schade aan, aan met name de longen van het paard. Veel volwassen spoelwormen in de darm kunnen tot koliek door een verstopping leiden.

    Infecties met spoelwormen zien we vooral bij opgroeiende paarden (4 maanden tot 3 jaar oud). Oudere paarden hebben meestal zelf weerstand opgebouwd tegen deze wormen. Spoelwormen zijn in meer dan de helft van de gevallen resistent tegen ivermectine. Ze zijn meestal wel gevoelig voor fenbendazol en pyrantel, helaas zijn de larfjes van deze wormen niet gevoelig maar alleen de volwassen wormen.

    Zware infecties worden het beste voorkomen door uw weides zo vrij mogelijk te houden (dus jonge paarden geregeld mestonderzoek en zodra spoelwormeieren gevonden worden met het juiste wormmiddel ontwormen). Standaard ontwormen met ivermectine is hier dus niet voldoende.

  • Bij lintworm denken mensen vaak aan lange witte wormen. Lintwormen van het paard zijn korte platte wormen (4 tot 8 cm. lang) met een gelige kleur. Lintwormen hebben voorkeur voor een specifieke plaats in de paardendarm: de overgang van de dunne darm in de blinde darm. Als er grote hoeveelheden wormen op deze overgang zitten dan kan een paard daar koliek van krijgen. Lintwormen leggen pakketjes eieren, hierdoor zitten er niet door de hele mesthoop eieren verspreid (zoals bij de andere wormen) en is het aantonen van lintwormeieren in de mest moeilijk. Een negatief mestonderzoek op lintwormen wil dus ook niet zeggen dat er geen lintwormen aanwezig zijn! Lintwormeitjes worden opgegeten door mosmijtjes, deze mijtjes zijn heel klein en leven op het gras en mos in onze weides maar kunnen ook gevonden worden op hooi en stro. Het paard eet met het gras/hooi ook de mijten en daarmee de larfjes op. In 6 tot 10 weken worden de lintwormen volwassen en gaan ze zelf eieren leggen. Op oudere weides (met veel mos) komen meer mijten voor en is de kans op besmetting met lintwormen dus ook groter. Veel paarden hebben lintwormen maar weinig paarden hebben zoveel lintwormen dat ze er koliek van krijgen. Lintwormen zijn niet gevoelig voor het wormmiddel ivermectine. Wel zijn de wormen gevoelig voor praziquantel.

  • Aarsmaden zijn korte witte ronde wormen met een dun staartje. De volwassen wormen leven in het laatste stukje dikke darm (endeldarm) van het paard. Als het paard uitrust kruipen de wormen via de anus naar buiten en plakken hun eitjes rondom de anus vast. De worm kruipt weer terug en het eitje valt een tijdje later op de wei of in de stal waar het uitkomt en het larfje door een paard opgegeten kan worden. Soms ziet men volwassen wormen op verse mestballen zitten. Daarnaast geven de plakkerige eitjes op de anus jeuk bij het paard (er zijn veel meer oorzaken van jeuk aan de achterhand). Aarsmaden zijn niet altijd gevoelig voor ivermectine en omdat de eieren aan de anus zitten worden deze bij mest onderzoek niet gevonden. Nederlandse paarden hebben over het algemeen weinig last van aarsmaden omdat ze niet heel veel voorkomen.

  • Longwormen komen bij het paard eigenlijk niet voor maar wel bij ezels. Paarden en ezels nemen de longworm-larfjes op van het land, de larfjes komen in de darm terecht en gaan door de darmwand naar de longen. In de longen worden de wormen volwassen en leggen ze eieren. De eieren worden opgehoest en doorgeslikt en komen zo in de mest. Bij het paard worden de wormen meestal niet volwassen en komen er dus geen eieren in de mest. Bij ezels gebeurt dit wel. Ezels hebben over het algemeen geen last van de longwormen maar bij paarden richten de larfjes in de longen grote schade aan en kunnen ze longontsteking en dampigheid veroorzaken. Als paarden bij ezels op de wei staan is het dus ook van groot belang om bij de ezels ook mestonderzoek te doen en ook te ontwormen.

  • Horzellarven zijn eigenlijk geen wormen maar passen wel bij deze groep parasieten omdat ze ook in de maag van het paard zitten. Paardenhorzels leggen in de nazomer kleine gele eitjes op de voorbenen en manenkam van paarden. Het paard (of een ander paard) likt deze eitjes op, de eitjes komen uit en de larfjes kruipen in het mondslijmvlies van het paard. Na enige tijd gaan de larven naar de maag waar ze zich vasthechten op de overgang van de maag naar de dunne darm.

    Meestal verlopen infecties probleemloos maar bij grote hoeveelheden larven kan de maag slecht ledigen in de dunne darm. De larven blijven tot het begin van de volgende zomer in de maag en komen daarna met de mest naar buiten om vervolgens te ontpoppen tot horzels. Doordat larven met de mest meekomen en gelijk uit de mest kruipen kan de aanwezigheid van horzellarven niet aangetoond worden met mestonderzoek.

    Als uw paard vele gele eitjes in zijn of haar vacht heeft is het belangrijk deze te verwijderen (door de haren te scheren/knippen of met een poetsblok).

Terug naar aandoeningen