Leptospirose

Leptospirose is een van dier op mens overdraagbare, besmettelijke ziekte (zoönose) die ernstige gevolgen kan hebben. In Nederland is de aandoening ten gevolge van goed vaccinatiebeleid zeldzaam. Mensen en (ongevaccineerde honden) zijn gevoelig voor leptospirose. Katten krijgen de ziekte niet.

Honden die besmet worden met de klassieke vormen van leptospirose, hebben nierfalen en leverfalen. De laatste jaren worden steeds meer honden gevonden die antistoffen hebben tegen leptospirose variëteiten waartegen we niet enten. Op basis van deze bevindingen is een nieuw vaccin ontwikkeld, dat een betere bescherming biedt. Om er zeker van te zijn dat uw hond optimaal beschermd is, is het noodzakelijk om 3-5 weken na de vaccinatie met het nieuwe vaccin nog een keer te vaccineren. Dit noemen we een boostervaccinatie. Hierna komt u weer voor de jaarlijkse vaccinatie en hiervoor krijgt u een oproep.

Honden met Leptospirose kunnen de volgende klachten vertonen:

  • Apathie (sloomheid)
  • Niet eten
  • Braken en diarree (soms met bloedbijmenging)
  • Geelzucht
  • Koorts
  • Gewrichts- en spierpijn
  • Veel drinken en plassen (nierfalen) tot zelfs het stoppen van de urineproductie
  • Neurologische afwijkingen
  • Slijmvliesbeschadigingen van bek, ogen en geslachtsdelen

Veelgestelde vragen

  • Via urine scheiden geïnfecteerde honden leptospiren uit en besmetten daarmee de leefomgeving. Met name uitlaatplaatsen, grasvelden en stilstaand (zwem)water zijn beruchte besmettingshaarden. Kleine knaagdieren, zoals muizen en ratten, spelen een rol bij de verdere verspreiding en instandhouding van leptospiren in het milieu.

    Een hond raakt besmet doordat leptospiren vanuit de leefomgeving via de slijmvliezen of via wondjes het lichaam van de hond binnendringen.

  • Met bloedonderzoek kunnen leptospiren tot 2 maanden na infectie worden aangetoond en met urineonderzoek vanaf twee weken tot enkele jaren na de infectie. Aangezien leptospiren niet continu in de urine aanwezig zijn, moet het urineonderzoek soms herhaald worden.

  • Een hond met leptospirose heeft intensieve medische zorg nodig. Naast behandeling van de symptomen, moeten besmette en zieke honden (met het oog op de zoönotische aard van de ziekte en de uitscheiding van ziekteverwekkers) vaak met antibiotica behandeld worden.

  • De belangrijkste voorzorgsmaatregel tegen leptospirose is vaccineren. Tot voor kort veroorzaakten vooral twee varianten (Canicola en Icterohaemorrhagiae = ziekte van Weil) ziektegevallen in West-Europa. Hoewel de huidige vaccins uitstekend beschermen tegen deze twee varianten worden er steeds vaker ook andere varianten in West-Europa aangetroffen (Australis en Grippo-typhosa). Om bescherming te bieden tegen deze nieuwe varianten van leptospirose vaccineren we vanaf nu met het nieuwe L4 vaccin.

    Booster
    Om er zeker van te zijn dat uw hond optimaal beschermd is, is het noodzakelijk om 3-5 weken na de vaccinatie met het nieuwe vaccin nog een keer te vaccineren. Dit noemen we een boostervaccinatie. Hierna is de jaarlijkse vaccinatie weer voldoende.

  • Het is raadzaam om plekken met stilstaand water te mijden.

    Bestrijding van ratten (indien mogelijk).

  • Honden kunnen volledig genezen van Leptospirose. Slechts in het ergste geval kan een dier overlijden. Dan is dit meestal het gevolg van nierfalen. Gevaccineerde honden kunnen de ziekte wel krijgen, maar worden minder ernstig ziek.

  • De meeste mensen die leptospirose krijgen, zijn rattenvangers (35%) en watersporters (60%). U kunt leptospirose echter ook krijgen via uw zieke hond. Eén op de 20 mensen die deze ziekte krijgt, komt hieraan te overlijden. Mensen die leptospirose hebben, hebben in het begin vaak griepachtige klachten (koorts, hoofdpijn, spierpijn), maar kunnen ook zieker worden. Sommige mensen worden niet ziek na besmetting. Tussen besmetting en ziek worden zitten 2 tot 20 dagen (prepatent periode). Het kan 1-2 weken duren voordat een mens een seroconversie heeft (antlichamen aanmaakt).

    Meld u zich bij ziekte bij uw huisarts!

Terug naar aandoeningen